Grote delen van West- en Noord-Nederland bestaan uit laagveen. Laagveen bevat veel water. Vanuit de lucht zie je tussen de poldersloten de weilanden opbollen, wat de indruk nog versterkt dat die weilanden op het water ‘drijven’.
De Hollandse bodem bestond 2500 jaar geleden voor het grootste deel uit natte veengrond, een meters dik pakket van niet-verteerd plantaardig materiaal. Bij de Grote Ontginning (1000 – 1300) werden de Hollandse en Utrechtse veengebieden systematisch ontbost, ontwaterd en in cultuur gebracht. Als veen uitdroogt, dan verteert en verpulvert het onder invloed van zuurstof en bacteriën, en er komt veel CO2 vrij. Dit heet oxidatie en is de grootste veroorzaker van bodemdaling in Nederland. Het proces is onomkeerbaar.
Het veen klinkt in
De veenweidegebieden in West-Nederland zakken door oxidatie gemiddeld met één cm per jaar, maar er zijn ook gebieden waar de daling plaatselijk het dubbele bedraagt: twee cm per jaar, twee meter per eeuw! Het is een vicieuze cirkel: doordat het weiland daalt, komt het grondwater weer dichter bij het maaiveld te staan en moet het grondwaterpeil opnieuw worden verlaagd. Waardoor het weiland weer daalt. Enzovoorts.
Nieuwbouwwijken verzakken
Sinds de Wederopbouw is er veel gebouwd in de weilanden. De meeste bewoners realiseren zich niet dat ze in een polder wonen, want ‘een polder is iets van het platteland, met koeien en zo’. De bodem zakt en problemen met wateroverlast nemen toe. De bewoners vragen dan om peilverlaging, zodat het water sneller weg kan stromen. Met weer bodemdaling tot gevolg.
In plaatsen als Gouda en Woerden verzakt de bodem merkbaar. De huizen staan stevig geheid op palen tot op het zand op vijftien of zelfs twintig meter diepte, maar de tuin zakt jaarlijks met 5 cm. Als je daar niks aan doet, kun je na een paar jaar onder je huis doorkijken. De meeste bewoners brengen daarom elk jaar extra zand of tuinaarde op. Maar het extra gewicht zorgt ook weer voor extra bodemdaling want het grondwaterpeil is structureel te laag om bodemdaling tegen te gaan. Bodemdaling leidt ook tot stukken weg die verzakken en leidingen die breken of kabels die scheuren. Tegenwoordig worden wegen in dit soort gebieden aangelegd op piepschuim, zodat de weg als het ware blijft drijven op het natte veen.
Natte voeten in Kockengen
Bij de enorme regenval op 28 juli 2014 werd het Utrechtse veendorp Kockengen zwaar getroffen. Er viel 118 mm regen in 24 uur en er stond vijf dagen lang een halve meter water op straat. En dat was niet de eerste keer. In oktober 2013 was het dorp ook al onder water gelopen. Een onafhankelijk onderzoek over de aanpak van de wateroverlast in Kockengen was vernietigend: ‘Geen communicatie tussen de gemeente en het waterschap, stuwen die open stonden, verstopte gemalen en telefoons die niet werden opgenomen’.
Het water bleef zolang staan omdat in Kockengen de veenbodem zo veel is gedaald. De huizen in het dorp zijn meestal gebouwd op palen die steunen op de zandlaag diep onder het veen. De huizen zakken niet. Maar de wegen liggen los op het veen en zakken almaar dieper, al een halve meter sinds de Tweede Wereldoorlog. Inmiddels liggen de wegen zowat op slootniveau. Bij een hoosbui kan het water niet snel genoeg afstromen via de straatkolken of in de sloot. De oplossing word gezocht in het ophogen van alle wegen en paden, en ook particuliere tuinen zullen worden opgehoogd. Tegelijk krijgt het dorp een nieuwe (gescheiden) riolering, waardoor het regenwater direct van de straat op de sloot wordt geloosd.
Lees het boek:
Wat waterschappen voor je doen.