Onder het pseudoniem Cassandra, wier vloek het was dat zij de toekomst kon voorspellen maar dat niemand haar ooit geloofde, heeft Johan van Veen vanaf 1937 in publicaties in vaktijdschrift ‘De Ingenieur’ gewaarschuwd voor de te lage dijken langs de Zeeuwse en Hollandse zeegaten. Had ‘De Ramp’ in 1953 voorkomen kunnen worden als er was geluisterd naar Van Veen?
Aanloop naar het Deltaplan
Na de waarschuwingen van Van Veen werd in 1939 de Stormvloedcommissie ingesteld, met Van Veen als secretaris. Die commissie concludeerde al in een voorlopig rapport uit 1940 dat de dijken langs de zeegaten te laag waren.
Vanaf het begin van de oorlog werkte Van Veen aan een plan om de Zuidhollandse eilanden met een dijk aan elkaar te verbinden. In 1942 kwam hij met een revolutionair plan om de hele kustlijn van Zeeuws-Vlaanderen tot aan Vlieland te sluiten, door gebruik te maken van ‘natuurlijke verlanding’.
De Watersnoodramp van 1953
In 1952 werkte Van Veen aan een plan om de zogenoemde ‘Tusschenwateren’ af te sluiten: Haringvliet, Grevelingen en Oosterschelde. De ironie van de geschiedenis is dat het rapport over ‘De afsluiting van de Tusschenwateren’ eind januari 1953 gereed was, slechts enkele dagen vóór de De Ramp. Cassandra had gelijk gekregen.
Van Veen mopperde vaak dat zijn leven nutteloos was omdat zijn plannen voor afsluiting van de zeegaten slechts gezien werden als ‘research’. Toen hij in de nacht van De Ramp de dijkdoorbraak beteugelde bij Ouderkerk aan de IJssel, sprak hij:” ’t Is verschrikkelijk, maar de plannen komen uit de kast, je zult het zien!”
Kort na De Ramp werd de Deltacommissie opgericht, met alweer Johan van Veen als secretaris. De Westerschelde en de Nieuwe Waterweg werden echter niet meegenomen in het Deltaplan, om de havens van Rotterdam en Antwerpen bereikbaar te houden.
Visionair waterstaatkundig ingenieur
Van Veen was een scherpzinnig ingenieur, die zich bezig hield met waterstromingen en met zandtransport langs de kust. Hij zou het in 1955 brengen tot hoofdingenieur-directeur bij Rijkswaterstaat. Naast de belangrijkste bedenker van het Deltaplan is Van Veen ook de bedenker van Europoort en de Eemshaven.
Hij wilde de Wadden gedeeltelijk inpolderen en hij pleitte al in 1951 voor het “sluiten van de kustlijn en de aanleg van zoetwatermeren”. Die oproep echoot nog steeds door in het huidige concept ‘Dijk-in-Zee’. Ook de discussie over het afmaken van de Deltawerken met de aanleg van een zeesluis in de Nieuwe Waterweg bij Vlaardingen is nog steeds actueel.
Maar Van Veen was ook een ‘stugge’ Groninger, geboren in 1893 in de meest-noordelijke boerderij van ons land bij Uithuizermeeden. Over hem werd in 1967 geschreven: “…hij was een eigenwijs en tegendraads mannetje die zijn hele leven wist dat hij slimmer was dan anderen. Zijn bazen bij Rijkswaterstaat keken de andere kant uit als hij weer eens met een alarmerend rapport kwam.”
In de naoorlogse jaren was Van Veen het niet eens met het toenmalige Haagse beleid om de Rotterdamse havens veilig te stellen achter sluizen in de Nieuwe Waterweg. Van Veen vond sluizen veel te duur in het onderhoud en pleitte voor het afsluiten van de Nieuwe Waterweg in combinatie met de aanleg van de Maasvlakte, inclusief wat nu de Tweede Maasvlakte wordt genoemd.
Vader van Deltaplan, Europoort en Eemshaven
Van Veen overleed in 1959, een jaar na zijn pensionering, in de trein op weg naar een vergadering over de aanleg van de Eemshaven. Het was zijn vierde hartaanval. Hij heeft alleen het begin van de Deltawerken nog meegemaakt.
Hoewel Johan van Veen veel minder bekend is bij het grote publiek dan Cornelis Lely, die ervoor zorgde dat de Zuiderzee werd afgesloten, en hoewel zijn waarschuwingen en ideeën jarenlang zijn genegeerd, is het níet zo dat de prestaties van Johan van Veen niet op waarde zouden zijn geschat door zijn tijdgenoten. Zo schreef de Telegraaf daags na zijn overlijden een artikel met de kop: ‘Vader Deltaplan en Europoort is overleden‘.
En twee jaar later verklaarde prof. Thijsse, oud-directeur van het Waterloopkundig Laboratorium in Delft, dat “mensen als Johan van Veen al in de dertiger jaren hadden gepleit voor afsluiting van de Zeeuwse gaten”. En vervolgens: “In 1945 waren wij er van overtuigd dat de dijken moesten worden verbeterd en verhoogd, maar wij wisten toen al dat in die moeilijke naoorlogse jaren voor deze miljarden verslindende investeringen geen prioriteit van de regering zouden krijgen.”
Ir. Posthuma, directeur van het gemeentelijk Havenbedrijf van Rotterdam, verwoordde het in 1972 zo: “Altijd zal ik met grote bewondering aan Van Veen terugdenken. Hij was een man die de stem van het water beter verstond dan de stem van ‘Den Haag’. Mijns inziens strekte hem dat tot eer.”
Posthuma in NRC, 17 mei 1972 Nieuwsblad van het Noorden, 10 jan. 1959 Leeuwarder Courant, 27 aug. 1988
Verantwoording: naar alle geraadpleegde bronnen
is een link of verwijzing opgenomen in de tekst.
Epiloog
De belangstelling voor het leven en werk van Johan van Veen neemt de laatste jaren weer toe. Op initiatief van de Stichting Blauwe Lijn wordt in het voorjaar van 2020 een buste van Johan van Veen geplaatst in Capelle aan de IJssel. Johan zal dan uitkijken op ‘zijn’ waterkering in de Hollandse IJssel. Voor wie meer wil lezen: in 2003 is een uitgebreide biografie van Johan van Veen verschenen.
Het borstbeeld ter nagedachtenis aan Johan van Veen is onthuld op maandag 28 september 2020.
=============================================================================
Meer weten over hoe Nederland wordt beschermd tegen het water?
Lees het boek: “Niet bang voor water? Wat de waterschappen voor je doen”
Mijn complimenten! Mooi stuk en ik zie niet dat er iets niet zou kloppen. Het zal best een mooi boek worden. Gefeliciteerd.
met vriendelijke groeten,
Marian van Veen