‘Het polderen zit de Nederlanders in het bloed’ en het Nederlandse ‘poldermodel’ is nu synoniem geworden met net zo lang vergaderen tot er voor alle betrokkenen een aanvaardbaar compromis is gevonden. Nederlanders vertellen graag dat onze huidige compromis- en consensusmaatschappij voortkomt uit het gedwongen samenwerken in de Middeleeuwen bij het drooghouden van de polders. Feit is dat de waterschappen de oudste ‘min-of-meer democratische’ bestuursvorm zijn in Nederland.
Polderwaterschappen
De polderwaterschappen en de hoogheemraadschappen gaan terug tot de tijd van de graven van Holland en de periode van de Grote Ontginning (1000 – 1300). Door de bodemdaling als gevolg van de ontwatering, veranderden de nieuwe ontginningen in polders die moesten worden droog gehouden. Daartoe moesten de inwoners van een polder natuurlijk wel samenwerken. Eerst ging dat vooral in menskracht, later ook in geld. Er was in de nieuwe polders geen duidelijke machtsstructuur zodat alle besluiten in overleg moesten worden genomen. Het polderbestuur werd gekozen uit de grondeigenaren in de polder, op basis van algemeen stemrecht (alleen mannen natuurlijk in die tijd). Zo was dus het in de polders dat de oudste democratische bestuursvorm van Nederland ontstond.
De graven van Holland
Overal dwongen de toenemende inspanningen om de veenpolders droog te houden tot regionale coördinatie voor al het gemeenschappelijke onderhoud van de boezemkanalen waarop elke polder afwaterde en van de buitendijken langs de rivieren. De graven van Holland stelden ‘ambtenaren’ aan om het onderhoud aan de dijken te coördineren: de zogenoemde hoogheemraden. Deze hoogheemraden stonden aan het hoofd van het hoogheemraadschap, de overkoepelende organisatie voor alle inliggende polderwaterschappen in het gebied van het hoogheemraadschap. De eerste polderbesturen moeten dus ouder zijn geweest dan de eerste hoogheemraadschappen, maar daar zijn helaas geen documenten van bewaard gebleven. Elk polderbestuur had zijn afgevaardigde in het ‘college van hoofdingelanden’ van het hoogheemraadschap. Deze afgevaardigde heette de ‘hoofdingeland’, omdat hij alle ‘ingelanden’ (inwoners) uit zijn eigen polder vertegenwoordigde.
Het hoogheemraadschap van Rijnland kreeg al in 1255 een privilegebrief van graaf Willem II, en is daarmee het oudste hoogheemraadschap. Het hoogheemraadschap van Schieland ontving de privilegebrief van Floris V in 1273 en het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard ontving de privileges in 1277. Het doel van de privileges was om de dijkplicht, het verplichte onderhoud van de dijken door de bewoners en grondeigenaren van de betreffende polders, te controleren. De privilegebrief was de grondslag op basis waarvan het hoogheemraadschap bevoegd was om recht te spreken.
Een hoogheemraadschap kon ook sancties opleggen. De baljuw, de hoogste ambtenaar van de graaf in het baljuwschap (regio), trad tevens op als dijkgraaf wanneer er tekortkomingen bij het dijkenonderhoud moesten worden bestraft. In 1841 verloren de hoogheemraadschappen hun rechtsprekende functie en veranderde de rol van dijkgraaf in voorzitter van het college van dijkgraaf en hoogheemraden.
Het hoogheemraadschap van Delfland
Het hoogheemraadschap van Delfland werd opgericht in 1289 door graaf Floris V en omvatte de Zeven Ambachten: acht dorpjes (geen drukfout) ten westen van Delft plus de Geestambachten: vijf dorpjes ten oosten van Delft. Delft was toentertijd het centrum van de regio en had al in 1249 stadsrechten gekregen. De eerste taak van het nieuwe hoogheemraadschap was het onderhoud van de Maasdijk in het Westland. De Maasdijk was aan het begin van de 13e eeuw aangelegd als zeedijk langs de monding van de Maas en was deels bekostigd door graaf Willem II, de vader van Floris V. De bewoners langs de Maasdijk moesten elk vijftig roeden van de dijk te onderhouden (een Delflandse roede was ca. 3,7 m).
Lees meer in het boek Niet bang voor water? Wat waterschappen voor je doen.